November 2013

Nederland uit de crisis:

Pak maatschappelijke uitdagingen aan door middel van publiek-private samenwerking op sector overstijgende cross-overs

Succesvol 21ste eeuws ondernemerschap wordt in belangrijke mate bepaald door de mate waarin men in staat is samen te werken en zich aan te passen aan snel veranderende omstandigheden: “Collaboration is the new competition”[1]. Behoefte gedreven innovatie in netwerken, met partners uit verschillende domeinen en via open platforms, is inmiddels dan ook meer regel dan uitzondering. Deze samenwerking komt echter niet vanzelf tot stand. Vraag is welke waarde die samenwerking kan drijven en of onze huidige maatschappelijke uitdagingen daar een rol bij kunnen spelen.

In voorgaande decennia werd vooral gekeken naar welvaart, met winstoptimalisatie en groei als dé parameters. Onze huidige maatschappelijke uitdagingen, in belangrijke mate product van die welvaart, werden daarbij vooral als probleem en kostenpost neergezet. Meer en meer neemt het besef toe dat naast welvaart, ook welzijn en duurzaamheid belangrijke waarden zijn. Waarden die niet alleen maatschappelijk veel opleveren, maar waar bovendien geld aan verdiend kan worden. Het omzetten van maatschappelijke problemen in kansen voor ondernemers kan daardoor in potentie een belangrijke bijdrage leveren aan de sociale en economische vitalisering van ons land. Een maatschappelijke uitdaging komt voort uit een breed gedeelde basisbehoefte en is per definitie een complex vraagstuk dat om samenwerking vraagt. Oplossingen zijn alleen realiseerbaar door publieke en private belangen uit verschillende domeinen bij elkaar te brengen. Dat vraagt om een andere, behoefte gedreven, manier van organiseren. Wat voor de één als probleem en kostenpost wordt ervaren kan voor de ander juist een prima propositie beteken. Tegelijkertijd is de urgentie evident. Maatschappelijke uitdagingen omzetten in kansen voor ondernemers dus!

Inzet op ‘verticale’ topsectoren niet genoeg

In tegenstelling tot Europa[2] zien we bovenstaande noties op nationaal niveau niet terug in het Topsectorenbeleid. Nederland wil structureel één van ’s werelds leidende kenniseconomieën zijn. Om dat te bereiken heeft het Kabinet het topsectorenbeleid ontwikkeld. Overheid, bedrijfsleven, universiteiten en onderzoekscentra[3] werken daarbij samen aan kennis en innovatie op het terrein van negen[4] topsectoren. De afspraken hierover zijn vastgelegd in zogeheten innovatiecontracten.

Zelfbenoemde Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s) bepalen daarbij de agenda en geven richting aan onderzoek, innovatie en valorisatie (kennis, kunde, kassa). Doel is dat deze focus en samenwerking leidt tot een verhoging van private investeringen in R&D, welke de afbouw van publieke bijdragen moet opvangen. Op die manier moet de Nederlandse internationale concurrentiekracht stand houden of zelfs wordt versterkt.

Over de kwaliteit van die samenwerking en succes van dit beleid valt nog weinig zeggen. Processen zijn weinig transparant en verschillen aanzienlijk per topsector. De inzet op samenwerking in wat wel de “gouden driehoek” wordt genoemd wordt alom geprezen. De sectorale insteek en focus op internationale concurrentie ademt echter sterk de geest van klassiek, corporate gericht, industriebeleid dat we nog uit de vorige eeuw kennen. De effectiviteit van die aanpak wordt betwist. De forse daling op de wereldwijde concurrentie index van het WEF wordt deels geweten aan een gebrek aan private  investeringen in het topsectorenbeleid. Daarnaast constateert de AWT in een eerste review[5] van de Topsectoren dat de aanpak weliswaar heeft geleid tot meer dynamiek binnen de sectoren zelf, maar dat aanzienlijke verbeteringen nodig zijn om de gehele economie te vitaliseren. De AWT legt daarmee de vinger op de zere plek.

Helder is dat het samenwerken tussen sectoren en over sectoren heen, wat onder meer voor de innovatie van diensten van belang is, hier niet door wordt gestimuleerd. Het MKB vindt daarnaast vrijwel geen aansluiting. Dit is kwalijk omdat hierdoor nieuwe samenwerkingsverbanden en ecosystemen rondom bijvoorbeeld duurzaamheid, big data en maatschappelijke uitdagingen als gezond leven, niet tot stand kunnen komen. Deze vragen om een meer integrale benaderingen en een enorm innovatie-potentieel blijft daardoor buiten bereik.

‘Horizontale’ cross-overs beter benutten…

Ook in de aanloop naar het Topsectorenbeleid is de behoefte aan doorsnijdende thema’s reeds onderkend. Om de topsectoren optimaal gebruik te laten maken van de kansen die ICT biedt is onder meer de sectordoorsnijdende Roadmap ICT opgesteld. Daarnaast is Biobased Society als doorsnijdend thema aangemerkt. In de verticaal georganiseerde topsectoren komen deze thema’s echter niet of nauwelijks uit de verf. ICT is ingekapseld in de topsector High Tech en focust inmiddels voornamelijk op de maakindustrie.

Dit is zonde. Cross-overs worden een grote innovatieve waarde toegedicht. Niet alleen voor het oplossen van de maatschappelijke uitdagingen, maar ook als antwoord op vragen waar het bedrijfsleven mee worstelt. Het simpel leveren van een product voldoet vaak niet meer. Je verkoopt niet langer alleen lampen, maar veiligheid op straat. Niet een auto-navigatiekastje, maar mobiliteitsdiensten, niet alleen een zorgpolis, maar een gezond lifestyle dienstenpakket. Het effectief kunnen “verdiensten” van producten is essentieel om relevant te zijn. De ontwikkeling van deze nieuwe product-dienst combinaties vindt veelal plaats in nieuwe eco-systemen, waarbij bedrijven met een sterke onderlinge afhankelijkheid van partners uit andere domeinen samenwerken. Regionale koppeling van deze eco-systemen met beleidsspeerpunten, investeringsinstrumenten, onderwijs en talentontwikkeling is noodzakelijk om tot wasdom te komen en het MKB vol mee te nemen.

Er zijn al – voorzichtig dat wel – op verschillende plaatsen cross-over stappen gezet. De topsector Creatieve Industrie heeft het actief als actielijn benoemd. Maar vooral regionaal zet men vol in op nieuwe samenwerkingsverbanden en thema’s. Door effectief te leren en de ervaringen te benutten in andere domeinen, kan een versnelling en hefboomwerking ontstaan die in effect vele malen groter is dan een innovatie binnen één sector.

Voor de hand liggende cross-overs zijn de eerder gememoreerde thema’s als Bio-based Society en Circular Economy. Uiteraard ook ICT en een sector als de zakelijke dienstverlening. Er valt in onze ogen veel voor te zeggen om ook de creatieve industrie ‘horizontaal’ in te zetten, dwars door de topsectoren. Alle drie deze sectoren zijn immers in hoge mate afhankelijk van een succesvolle interactie met ander domeinen om hun waarde toe te kunnen voegen.

…Juist voor oplossingen op maatschappelijke vraagstukken

De uitdaging is dan ook om enerzijds op internationale competitiviteit gerichte topsectoren te versterken en anderzijds de energie op cross-overs in de regio’s te benutten. Door de cross-overs te koppelen aan maatschappelijk uitdagingen en direct om te zetten in kansen voor ondernemers ontstaat een belangrijke meerwaarde voor de betrokkenen. Men lost maatschappelijk problemen op, creëert direct lokale waarde (investeringen/banen) en verlaagt daarmee drempels voor MKB om te participeren. De lokale of regionale context is daarbij belangrijk. Door het creëren van directe lokale waarde ontstaat feitelijk een humuslaag waarop regio’s hun eigen meer specialistische sterktes verder kunnen verdiepen. Deze kunnen elkaar complementair versterken door onderling validatieprocessen te organiseren en een vorm van ‘benchlearning’ te organiseren, ook op Europees niveau.

Cross-over marktplaats op een maatschappelijke uitdaging

Om het wiel niet steeds opnieuw uit te vinden is het van belang om van opgedane ervaringen te leren zodat volgende stappen gedefinieerd kunnen worden en nieuwe comfortzones voor samenwerking ontstaan. Op die manier kunnen interacties vanuit concrete projecten uitgroeien tot duurzame relaties en netwerken. Deze processen gaan niet vanzelf. Het zijn feitelijk ondernemers ontdekkingsreizen die vragen om een vehikel die partijen bij elkaar brengt en ze in staat stelt eigenaarschap te nemen van hun eigen kansen. We stellen ons voor dat er fysieke cross-over waardeplatforms worden gecreëerd, waarbij maatschappelijk thema’s de uitdaging vormen om gezamenlijk waarde op te creëren. Zelfmanagement in de zorg is zo’n thema, zo ook eenzaamheid, krimp, voedselveiligheid of duurzame energievoorziening, maar dit zijn zeker niet de enige thema’s. Thema’s kunnen op keten, nationaal of regionaal niveau, worden georganiseerd. Wij pleiten daarom voor het inrichten van (thematische) Value Centers en/of platforms welke als marktplaats, co-creatie plek, incubator en open leer- en werkomgeving kunnen fungeren. Voor en door kennisinstellingen, bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheden.

TNO en BoerCroon hebben het concept ontwikkeld voor een dergelijk gedeeld platform, waarbij het uitgangspunt altijd de concrete (maatschappelijke) vraag is vanuit de partners in het platform. Op basis van gelijkwaardige co-creatie worden logische en minder logische spelers uit de quadruple[6] helix bij elkaar gebracht en gefaciliteerd. Het platform maakt gebruik van bestaande structuren, stelt partijen in staat hun vragen neer te leggen of diensten aan te beiden, maar voegt daar ook iets aan toe. Het stuurt gericht op nieuwe combinaties en crossover waardecreatie. Het faciliteert validatie en marketing van deze nieuwe inzichten en richt zich op de ontwikkeling van instrumentarium met een sterke focus op (her)gebruik van (elders) beschikbare kennis. In beginsel apart gepositioneerd van deze instellingen, met gelegenheidspartners op basis van projecten in een losse en flexibele governance vorm. Langzaam groeiend naar een volwassen kristallisatiepunt voor een nieuw eco-systeem waar lange termijn relaties worden gefaciliteerd. Een bestaande instelling of een center van vakmanschap, van expertise en van excellence in MBO, HBO en WO kan de ‘host’ zijn van zo’n platform, maar het platform kan – naar gelang de insteek op het thema – los, binnen, tussen en boven dergelijke instellingen/centers worden vormgegeven.

Dergelijke platforms kunnen een boost betekenen voor de Nederlandse (kennis)economie, een magneet zijn voor jong technisch talent én maatschappelijke uitdagingen helpen op te lossen.

 

Over de auteurs:

Jan Wester en Alwin Sixma zijn werkzaam voor TNO

Peter van Grinsven en Jeroen Schutz zijn werkzaam bij de sectie Publiek Domein van BoerCroon

  • Artikel juli 2013: Publiek-Private Samenwerking in de centers is geen strak maatpak

[1] Alex Bogusky: fearLess revolution

[2] Het belang van cross-overs en de koppeling daarvan aan de maatschappelijke thema’s wordt ook onderkend in het Europese innovatieprogramma Horizon 2020.

[3] Ook wel Gouden driehoek of Triple Helix genoemd

[4] Agri & Food, Chemie, Creatieve Industrie, Energie, HTSM, Life Science & Health, Logistiek, Tuinbouw en Uitgangsmaterialen en Water

[5] De Raad adviseert in haar brief van 26-09-’13 aan het Kabinet de volgende verbeteringen:

  • Verbeter de organisatie van de topsectoren;
  • Concretiseer ‘aansluiting van het MKB’;
  • Zet sterker in op de aanpak van sectoroverschrijdende (maatschappelijke) vraagstukken;
  • Ga een dialoog aan met beleidsmakers op regionaal niveau en zorg voor afstemming tussen nationaal en regionaal bedrijvenbeleid;
  • Faciliteer maatwerk in de inzet van instrumenten binnen verschillende topsectoren.

 

[6] Kennisinstellingen, overheid, bedrijfsleven en burgers/gebruikers (w.o. ook maatschappelijke organisaties)

Geef een reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *